Lucho Bermudez Y Su Orchestra - The Coastal Invasion: Cumbia, Porro, Gaita & Mapalé From Colombia's Caribbean Coast 1946-1961
Met deze The Coastal Invasion: Cumbia, Porro, Gaita & Mapalé From Colombia's Caribbean Coast 1946-1961, waarvoor het Radio Martiko label een reeks van de belangrijkste composities van de Colombiaanse cumbia-pionier Lucho Bermudez verzamelde, krijgen we een unieke inkijk in de ontstaansgeschiedenis van wat uitgroeide tot één van de belangrijkste en meest invloedrijke muziekgenres uit Latijns-Amerika. Lucho Bermudez was zeker niet de enige die tropische genres als cumbia, porro, gaita en mapalé populair maakte bij het grote publiek - andere invloedrijke bands waren onder andere Orquesta A N°1, Atlantico Jazz Band en Orquesta Sosa - maar samen met vocaliste (en later ook zijn echtgenote) Matilde Diaz, was hij ongetwijfeld wel één van de meest succesvolle bandleiders.Lucho werd in 1912 geboren in El Carmen de Bolivar, een klein provinciaal stadje in het noorden van Colombia op zowat 100 kilometer van de Caribische kust. Bermudez werd opgevoed door zijn grootmoeder Concepcio Montes en zijn grootoom, José Maria Montes, was dirigent bij een lokaal muziekgezelschap. Lucho woonde vaak de repetities van de band bij en floot vaak mee met de melodieën en ritmes die hij hoorde. Zijn grootoom moet het talent van zijn achterneef opgemerkt hebben, want deed hem algauw een piccolofluit cadeau. Lucho bleek een snelle leerling, want vervoegde de band al op zijn zesde! Na de piccolo volgden de trombone en saxofoon en uiteindelijk de klarinet, die Bermudez' handelsmerk zou worden.
El Carmen de Bolivar, waar Lucho opgroeide, ligt in de regio Montes de Maria, waar vooral traditionele gaita-ensembles actief waren (vernoemd naar de gelijknamige precolumbiaanse fluit vervaardigd uit een gedroogde cactus die bekendstaat als cardon), die een repertoire van porros en gaitas speelden. Gaitas hebben min of meer hetzelfde ritme als cumbia, maar wordt meer uptempo gespeeld, en waar het bij gaitas de gaita-fluiten zijn die de hoofdrol voor hun rekening nemen, was dat bij vroege cumbia de caña de milllo, een dwarsfluit gemaakt van riet-, palm-, sorghum- of gierststengels. De band van Lucho's grootoom behoorde dan weer tot de traditie van de bandas de viento, blazersensembles van ongeveer 15 muzikanten, waaronder klarinettisten, trompettisten, tubaspelers, bas- en snaardrummers en cimbalisten. Dit soort ensembles kwamen voort uit de militaire fanfares die in de negentiende eeuw geïntroduceerd werden in Colombia en vooral Europese genres als marsen, quadrilles, polka's en walsen speelden, die later evolueerden tot danzon en pasillo. Lokaal stonden dit soort orkesten bekend als bandas de porro, waarbij ze naast gaitas en porros ook genres als fandango en mapalé speelden. Het porro-genre zelf zou volgens de overlevering ontstaan zijn toen de broers Adolfo en Agustin Meir zich in El Carmen kwamen vestigen en de traditionele gaita-fluit vervingen door de klarinet.
Op zijn negentiende verhuisde Bermudez dan naar Cartagena, een toeristische trekpleister aan de Caribische kust met een bruisend nachtleven, waar hij aan de slag ging als arrangeur en solist voor Banda Departemental de Bolivar en Banda de la Base Naval. Samen met het nabijgelegen Barranquilla vormde het een hub voor migranten uit Cuba, Spanje, Italië, Duitsland, de Verenigde Staten, Libanon en Syrië en die brachten ook hun eigen muzikale invloeden met zich mee, waardoor ook genres als wals, mazurka, polka, pasodoble, foxtrot, jazz, tango, danzon, son en bolero hun intrede deden. In de "roaring twenties", was het plots al jazz wat de klok sloeg, waarbij vooral de charleston veel populariteit genoot. In Colombia resulteerde dit in een wildgroei aan bigbands, maar als de jaren dertig hun intrede doen worden Cubaanse son en guaracha, Argentijnse tango en Mexicaanse bolero steeds populairder.
Voor Bermudez' komt de doorbraak er als hij midden jaren dertig wordt aangeworven als dirigent van Orquesta A N°1, de band van trombonist José Pianeta Pitalua. In 1939 richt hij dan zijn eigen Orquesta del Caribe op, een veertienkoppig ensemble met onder andere Bermudez' halfbroer Cristobal Romero op trompet en Climaco Saramiento op saxofoon. Hoewel de Colombiaanse elite aanvankelijk zijn neus ophaalde voor volksmuziek als porro, gaita en cumbia, slaagden Bermudez en zijn Orquesta del Caribe er begin jaren veertig in om, in combinatie met jazz en de invloeden uit net genoemde Latin-genres, hits te scoren met nummers als Marbella (een porro) en Prende La Vela (een mapalé). Het succes van die hits zorgde er onder meer voor dat Orquesta del Caribe werd uitgenodigd om in de Club Metropolitano in Bogota een residentie van drie maanden te komen spelen; de allereerste keer dat een orkest uit de Caribische regio van het land mocht aantreden in een prestigieuze club in de Colombiaanse hoofdstad. Al ging dat niet helemaal zonder slag of stoot, want in het puriteinse Colombia werd de "expliciete" muziek uit Caribische gebied gezien als zondig en vulgair, maar de geest was uit de fles en algauw kregen de aanstekelijke ritmes van porro, gaita en cumbia het hele land in hun greep.
Na de residentie in de Club Metropolitano viel Orquesta del Caribe echter uiteen en ging Lucho aan de slag in Hotel Granada, waar hij de rangen vervoegde van klarinettist Alex Tovar's Orquesta Ritmo. Daarnaast kon hij ook aan de slag bij verschillende radiostations in Bogota, waaronder Radio Nacional. Het was daar dat Lucho kennismaakte met zangeres Matilde Diaz. In 1945 treden ze een eerste maal samen op met Orquesta Ritmo in Hotel Granada en niet lang daarna begint Bermudez nummers te componeren die haar letterlijk op het lijf geschreven zijn: "For me she was a phenomenon, she could sing bambuco and pasillos amazingly, but she interpreted my music with intesity and passion. To sing a mapalé, for example, or a cumbia, is very difficult for a Bogotano. Nevertheless, she sang that music with profoundness, with great mastery and a flavor that nobody else could give it!". Dat de 33-jarige Bermudez en de 21-jarige Diaz uiteindelijk ook een in romantische relatie belandden mag dan ook niet verbazen, en tijdens een tournee in Argentinië huwde het paar in Buenos Aires (hoewel Bermudes op dat moment nog steeds getrouwd was met zijn eerste vrouw Leda Montes). Als ze in 1947 terugkeren naar Colombia wordt Orquesta Ritmo omgedoopt tot Lucho Bermudez Y Su Orchestra en volgt een reeks opnames voor RCA Victor, resulterend in 25 nummers opgenomen in een tijdspanne van twee jaar.
In 1948 krijgt Bermudez echter een lucratief aanbod van Voz de Antioquia, een radiostation in Medellin, en laat het koppel Bogota achter zich. De opnames voor RCA Victor zorgden meteen ook voor naamsbekendheid in gans Latijns-Amerika, wat in 1952 resulteerde in een uitnodiging om Colombia te komen vertegenwoordigen op Festival de Musica Latinoamericana in Havana, waar Matilde goed bevriend raakt met Celia Cruz, die later nog meter zal worden van de dochter van he koppel. Vanuit Cuba gaat het verder naar Mexico, waar ze een aantal concerten geven en, samen met muzikanten van de orkesten van Rafael Paz en Perez Prado, de LP En Mexico opnemen voor RCA Victor.
Medellin groeide ondertussen uit tot het centrum van de Colombiaanse muziekindustrie met labels als Lyra/Sonolux, Discos Silver, Zeida/Codiscos, Discos Victoria, en vanaf 1954 ook het overbekende Discos Fuentes, die er allemaal een thuishaven vonden, en daar plukte Bermudez natuurlijk de vruchten van. Nog een hoogtepunt volgt als Colombia in 1954 de nationale televisie lanceert en Lucho mag aantreden in de allereerste uitzending op 13 juni. In 1963 verschijnt dan Hasta Luego Medellin, een nummer dat niet alleen Lucho's terugkeer naar Bogota aankondigt, maar ook het slotakkoord vormt voor wat algemeen beschouwd wordt als de gouden jaren van de Caribische orkesten.
Vanaf het midden van de jaren zestig vallen porro en cumbia langzaam uit de gratie en worden kleinere bands gevormd die keyboards en elektrische gitaren introduceren (wat in Peru tot chicha zal uitgroeien en in Mexico to cumbia sonidero). Vanaf de jaren zeventig steekt dan een heel nieuw genre de kop op: de vallenato. Bermudez bleef nog een hele poos met zijn orkest actief in het exclusieve Tequendama hotel in Bogata en overleed uiteindelijk op 82-jarige leeftijd in 1994. Met deze prachtig samengestelde compilatie brengt Radio Martiko nu terecht hulde aan dit Colombiaans muziekicoon.