Interview met Afel Bocoum in het Zuiderpershuis
Het moet niet gemakkelijk zijn om onder de schaduw van een artiest als Ali Farka Touré uit te komen, zeker niet als hij ook nog eens je oom was, maar Afel Bocoum blijkt zich toch aardig uit de slag te trekken. Afel kwam onlangs zijn nieuwe album Tabital Pulaaku voorstellen in het Zuiderpershuis en wij lieten die kans natuurlijk niet liggen om een goed gesprek aan te knopen met de man.Afel, kan je ons misschien eerst eens wat meer uitleg geven over de titel van je nieuwe album, Tabital Pulaaku?
Afel Bocoum: "'Tabital' betekent simpelweg 'de versterking' en 'Pulaaku' betekent 'Peul', de titel wil dus zeggen ''de versterking van de Peulcultuur'. Ik stel van vast dat de droogte sinds de jaren zestig een steeds groter probleem is geworden en één van de gevolgen daarvan is een decimering van het veebestand. Veel Peul zijn achtergebleven zonder dieren en zijn uit pure noodzaak richting provinciehoofdsteden getrokken om daar te proberen te overleven van de verkoop van snoepgoed, kruiden of wat dan ook. Maar een stad is geen goede plaats voor een Peul; een Peul is de hoeder van zijn veestapel en hoort thuis in de woestijn. De titel van het album is dus een alarmkreet om dit probleem aan te kaarten, want als het zo voortgaat, bestaat het risico dat de Peul op termijn hun hele cultuur en taal zullen verliezen."
Je hebt het daar over taal en je zingt zelf in verschillende talen, spreek je die ook allemaal even vlot?
Afel Bocoum: "Neen, niet echt. Tamasheq spreek ik bijvoorbeeld niet echt vlot. Ik schrijf mijn nummers eerst in het Frans en nadien vertaal ik ze en probeer ik me het accent eigen te maken. Het Peul, Bambara en Songhai gebruik ik wel bijna dagelijks."
Hoe komen je nummers meestal tot stand?
Afel Bocoum: "Ik ben niet lang naar school geweest en meer dan mijn diploma secondair onderwijs heb ik nooit gehaald, maar ik heb veel gereisd en de vijf continenten bezocht. Op die reizen heb ik fascinerende mensen leren kennen. Ik probeer vooral te luisteren en te begrijpen met welke problemen de mensen geconfronteerd worden. Ik win dus informatie in en ik informeer op mijn beurt weer anderen. De opwarming van het klimaat bijvoorbeeld, dat is iets waar de meeste mensen in Mali nog nooit van gehoord hebben en iemand moet het hen dus uitleggen."
Neem ons eens even mee naar de begindagen van je muzikale carrière. Je bent al op dertienjarige leeftijd beginnen samenwerken met je oom Ali Farka Touré, neen?
Afel Bocoum: "In het begin deed ik niet meer dan thee zetten hoor! Ik deed dat om dicht bij hem te zijn omdat ik zijn muziek zo goed vond. In die periode wist ik niet eens dat hij mijn oom was. Ik wilde niets liever dan muziek maken zoals hij. Toen de lead vocalist op een dag niet kwam opdagen besloot ik mijn kans te wagen en zo is alles begonnen."
Ali Farka Touré was jouw oom en gedurende vele jaren ook je collega. Wat was volgens jou zijn belang in de Malinese muziekgeschiedenis?
Afel Bocoum: "Wel, hij was de eerste die de muziek uit het noorden van Mali populair gemaakt heeft bij het grote publiek. Ali is erin geslaagd om traditionele instrumentale stukken te herinterpreteren voor gitaar. Hij was ook een zeer getalenteerde musicus; naast gitaar speelde hij ook nog accordeon, njurkel, viool, fluit en kalebas. Het was ook een heel humaan figuur; alles wat hij met zijn muziek verdiende investeerde hij in de lokale landbouw. Nu dat Niafunké (gelegen op 250 kilometer ten zuidwesten van Timboektoe, werd dit dorp bekend als geboorteplaats van de Malinese zanger Ali Farka Touré die er zwaar in de landbouw investeerde. Ali werd burgemeester van Niafunké in 2004 en bleef het tot aan zijn dood in 2006, red.) niet langer kan rekenen op de steun van Ali, begint alles terug in elkaar te storten. Misschien dat Vieux, Ali’s zoon, de fakkel van zijn vader kan overnemen, maar dat valt nog af te wachten."
In je muziek maak je vaak gebruik van de njarka, een soort traditionele éénsnarige viool.
Afel Bocoum: "Ja, mijn vader was één van de bekendste violisten van Mali, maar jammer genoeg heb ik hem nooit zien spelen. Ik heb op een dag een oude njarka gevonden en dat bleek zijn instrument geweest te zijn. In Mali wordt de njarka beschouwd als een duivels instrument en het werd oorspronkelijk uitsluitend bespeeld door vrouwen. Er werd beweerd dat een getalenteerde vrouw het kon gebruiken om haar echtgenoot te verleiden. Op een bepaald moment was de njarka zo goed als van het toneel verdwenen en toen zijn ook mannen het instrument beginnen te bespelen."
Nu je het toch over het duivelse hebt, in het nummer Fina Tawa heb je het over Bankaïna, het duivelshol.
Afel Bocoum: "Mijn geboortedorp Ngoro ligt op enkele kilometer van Niafunké en het is daar dat je ook het duivelshol kunt vinden. De bewaker van deze belangrijke plaats voor beoefenaars van de voodooreligie is een leproos. In het nummer heb ik het over het feit dat er nog steeds tradities zijn die het waard zijn om ontdekt te worden, maar dat de jeugd geïnformeerd moet worden. De jongeren van vandaag zijn ongeduldig en willen gelijk alle geheimen kennen en dingen die ze niet onmiddellijk begrijpen worden vaak verworpen als zijnde larie. Alles wat wij geërfd hebben van onze voorouders heeft echter een waarde en het verwerpen zou kunnen betekenen dat het op een bepaald moment gewoon verdwijnt of in de vergetelheid raakt. Dat is het grot drama van Afrika; in Europa heeft men de gewoonte om alles op te slaan in geschreven bronnen, maar bij ons bestaat alleen de orale traditie. Natuurlijk moeten we meegaan met de tijd, maar we moeten ook oppassen dat we niet alles willen veranderen."
Het is wel duidelijk dat je de boodschap van je nummers heel belangrijk vindt, maar je zingt in talen die je westerse publiek niet begrijpt. Is de inhoud van je nummers voor hen minder belangrijk dan voor je landgenoten?
Afel Bocoum: "Ik luister zelf ook naar verschillende soorten muziek en ik moet zeggen dat ik zelf ook heus niet altijd begrijp waarover het gaat, maar dat is ook niet waarnaar ik op zoek ga in muziek. Wat mij interesseert is de vibe en de melodie van een nummer. Het is niet omdat je een nummer niet verstaat, dat je niet gegrepen kunt worden door het ritme. In Afrika is de boodschap een pak belangrijker omdat veel mensen gewoon niet naar school geweest zijn en het voor hen dus de enige manier is om iets op te steken. Wat ik wel doe als ik naar Europa kom is een korte inleiding geven voor ik een nummer begin; zo hebben de mensen tenminste een idee waarover het gaat."
Afel Bocoum: "'Tabital' betekent simpelweg 'de versterking' en 'Pulaaku' betekent 'Peul', de titel wil dus zeggen ''de versterking van de Peulcultuur'. Ik stel van vast dat de droogte sinds de jaren zestig een steeds groter probleem is geworden en één van de gevolgen daarvan is een decimering van het veebestand. Veel Peul zijn achtergebleven zonder dieren en zijn uit pure noodzaak richting provinciehoofdsteden getrokken om daar te proberen te overleven van de verkoop van snoepgoed, kruiden of wat dan ook. Maar een stad is geen goede plaats voor een Peul; een Peul is de hoeder van zijn veestapel en hoort thuis in de woestijn. De titel van het album is dus een alarmkreet om dit probleem aan te kaarten, want als het zo voortgaat, bestaat het risico dat de Peul op termijn hun hele cultuur en taal zullen verliezen."
Je hebt het daar over taal en je zingt zelf in verschillende talen, spreek je die ook allemaal even vlot?
Afel Bocoum: "Neen, niet echt. Tamasheq spreek ik bijvoorbeeld niet echt vlot. Ik schrijf mijn nummers eerst in het Frans en nadien vertaal ik ze en probeer ik me het accent eigen te maken. Het Peul, Bambara en Songhai gebruik ik wel bijna dagelijks."
Hoe komen je nummers meestal tot stand?
Afel Bocoum: "Ik ben niet lang naar school geweest en meer dan mijn diploma secondair onderwijs heb ik nooit gehaald, maar ik heb veel gereisd en de vijf continenten bezocht. Op die reizen heb ik fascinerende mensen leren kennen. Ik probeer vooral te luisteren en te begrijpen met welke problemen de mensen geconfronteerd worden. Ik win dus informatie in en ik informeer op mijn beurt weer anderen. De opwarming van het klimaat bijvoorbeeld, dat is iets waar de meeste mensen in Mali nog nooit van gehoord hebben en iemand moet het hen dus uitleggen."
Neem ons eens even mee naar de begindagen van je muzikale carrière. Je bent al op dertienjarige leeftijd beginnen samenwerken met je oom Ali Farka Touré, neen?
Afel Bocoum: "In het begin deed ik niet meer dan thee zetten hoor! Ik deed dat om dicht bij hem te zijn omdat ik zijn muziek zo goed vond. In die periode wist ik niet eens dat hij mijn oom was. Ik wilde niets liever dan muziek maken zoals hij. Toen de lead vocalist op een dag niet kwam opdagen besloot ik mijn kans te wagen en zo is alles begonnen."
Ali Farka Touré was jouw oom en gedurende vele jaren ook je collega. Wat was volgens jou zijn belang in de Malinese muziekgeschiedenis?
Afel Bocoum: "Wel, hij was de eerste die de muziek uit het noorden van Mali populair gemaakt heeft bij het grote publiek. Ali is erin geslaagd om traditionele instrumentale stukken te herinterpreteren voor gitaar. Hij was ook een zeer getalenteerde musicus; naast gitaar speelde hij ook nog accordeon, njurkel, viool, fluit en kalebas. Het was ook een heel humaan figuur; alles wat hij met zijn muziek verdiende investeerde hij in de lokale landbouw. Nu dat Niafunké (gelegen op 250 kilometer ten zuidwesten van Timboektoe, werd dit dorp bekend als geboorteplaats van de Malinese zanger Ali Farka Touré die er zwaar in de landbouw investeerde. Ali werd burgemeester van Niafunké in 2004 en bleef het tot aan zijn dood in 2006, red.) niet langer kan rekenen op de steun van Ali, begint alles terug in elkaar te storten. Misschien dat Vieux, Ali’s zoon, de fakkel van zijn vader kan overnemen, maar dat valt nog af te wachten."
In je muziek maak je vaak gebruik van de njarka, een soort traditionele éénsnarige viool.
Afel Bocoum: "Ja, mijn vader was één van de bekendste violisten van Mali, maar jammer genoeg heb ik hem nooit zien spelen. Ik heb op een dag een oude njarka gevonden en dat bleek zijn instrument geweest te zijn. In Mali wordt de njarka beschouwd als een duivels instrument en het werd oorspronkelijk uitsluitend bespeeld door vrouwen. Er werd beweerd dat een getalenteerde vrouw het kon gebruiken om haar echtgenoot te verleiden. Op een bepaald moment was de njarka zo goed als van het toneel verdwenen en toen zijn ook mannen het instrument beginnen te bespelen."
Nu je het toch over het duivelse hebt, in het nummer Fina Tawa heb je het over Bankaïna, het duivelshol.
Afel Bocoum: "Mijn geboortedorp Ngoro ligt op enkele kilometer van Niafunké en het is daar dat je ook het duivelshol kunt vinden. De bewaker van deze belangrijke plaats voor beoefenaars van de voodooreligie is een leproos. In het nummer heb ik het over het feit dat er nog steeds tradities zijn die het waard zijn om ontdekt te worden, maar dat de jeugd geïnformeerd moet worden. De jongeren van vandaag zijn ongeduldig en willen gelijk alle geheimen kennen en dingen die ze niet onmiddellijk begrijpen worden vaak verworpen als zijnde larie. Alles wat wij geërfd hebben van onze voorouders heeft echter een waarde en het verwerpen zou kunnen betekenen dat het op een bepaald moment gewoon verdwijnt of in de vergetelheid raakt. Dat is het grot drama van Afrika; in Europa heeft men de gewoonte om alles op te slaan in geschreven bronnen, maar bij ons bestaat alleen de orale traditie. Natuurlijk moeten we meegaan met de tijd, maar we moeten ook oppassen dat we niet alles willen veranderen."
Het is wel duidelijk dat je de boodschap van je nummers heel belangrijk vindt, maar je zingt in talen die je westerse publiek niet begrijpt. Is de inhoud van je nummers voor hen minder belangrijk dan voor je landgenoten?
Afel Bocoum: "Ik luister zelf ook naar verschillende soorten muziek en ik moet zeggen dat ik zelf ook heus niet altijd begrijp waarover het gaat, maar dat is ook niet waarnaar ik op zoek ga in muziek. Wat mij interesseert is de vibe en de melodie van een nummer. Het is niet omdat je een nummer niet verstaat, dat je niet gegrepen kunt worden door het ritme. In Afrika is de boodschap een pak belangrijker omdat veel mensen gewoon niet naar school geweest zijn en het voor hen dus de enige manier is om iets op te steken. Wat ik wel doe als ik naar Europa kom is een korte inleiding geven voor ik een nummer begin; zo hebben de mensen tenminste een idee waarover het gaat."