Interview met Mamady Keďta in Café Belga
Mamady Keïta, 's werelds bekendste djembefola uit Guinee heeft een nieuw live album uit en is voor een korte tournee weer even in ons landje. De perfecte gelegenheid om de man eens te ondervragen over zijn ondertussen 50 (!) jaar durende carrière.Mamady, je bent nu al zowat vijftig jaar lang de absolute ambassadeur van de djembé. Laten we dan ook maar beginnen bij het begin. Als kind kreeg je algauw de bijnaam "Mamady Nankama" ("Mamady die voorbestemd is", red.) omdat je zelfs toen al op alles wat los en vast zat trommelde. Is er ooit een moment geweest waarop ja aan een andere carrière dan de muziek dacht?
Mamady Keïta: "Neen, voor mij was er maar één ding en dat was muziek maken op de djembé. Mijn levensloop werd al voorspeld zelfs voor ik geboren was! Toen mijn moeder in verwachting was van mij ging ze een waarzegger opzoeken. Nu is dat in Afrika nog iets doodnormaals dat bijna alle vrouwen doen om te weten of ze zwanger zijn van een jongen of een meisje en om de lotsbestemming van hun kind te kennen. De waarzegger vertelde mijn moeder: "Mevrouw, het kind dat u in uw buik draagt is een jongen en zal uw laatste kind zijn. Wat ik u nu ga vertellen zal u moeten doorvertellen aan iemand die jonger is dan uzelf, want tegen dat uw zoon volwassen is zullen u en uw echtgenoot er niet meer zijn. Dit kind gaat groter worden dan ons hele dorp! Groter zelfs dan de hele regio of zelfs het hele land. De hele wereld zal hem kennen!" Mijn moeder had aandachtig geluisterd en vroeg de waarzegger: "Gaat mijn zoon dan president worden of zo?" Maar hij antwoordde: "Neen!" "Een groot militair dan misschien?", maar opnieuw antwoordde de waarzegger negatief. "Gaat hij dan misschien een gefortuneerd zakenman worden?" Opnieuw antwoordde de waarzegger ontkennend. "Dan begrijp ik er niets meer van!" verzuchtte mijn moeder tenslotte: "Wat gaat er dan van hem worden?" De waarzegger glimlachte en zei: "Uw zoon gaat zich amuseren! Vanaf zijn geboorte moet u hem goed in de gaten houden en hij zal u zelf wel tonen waar het om gaat." Mijn moeder heeft me dan op de wereld gezet en al vanaf het moment dat ik kon kruipen begon ik overal op te trommelen en dat ontging haar natuurlijk niet. Al snel besloot ze een oude vakman op te zoeken en hem te vragen een kleine djembé voor mij te fabriceren. Volgens wat mijn moeder me later vertelde moet de blik in mijn ogen bij het zien van die kleine djembé goud waard geweest zijn. Ik zag als het ware mijn hele lotsbestemming voor me. Mijn echte initiatie begon toen ik zeven jaar oud was, het jaar waarin ook mijn vader overleed en ik heb mijn opleiding afgerond op mijn tiende, het jaar waarin ik ook mijn moeder verloor, net zoals die waarzegger het al die jaren geleden voorspeld had. Op mijn twaalfde werd ik dan uiteindelijk uitgeloot om deel te nemen in een nationaal concours."
Je bent dan één van de jongste leden van het Djoliba Ballet geworden. Kan je ons het belang van de nationale balletten in de culturele geschiedenis van Guinee even schetsen?
Mamady Keïta: "Na de onafhankelijkheid werden kunst en cultuur algauw de belangrijkste passies van de president van Guinee (Ahmed Sekou Toure, red.). Hij zag kunst en cultuur als het uitgelezen middel om Guinee aan de rest van de wereld te leren kennen en begon al snel met de organisatie van wedstrijden om de beste artiesten in het land te vinden en ze samen te brengen in een nationaal ballet. Ik werd zelf ook in dat kader gerekruteerd en meegenomen naar een klein eiland (één van de Lo[o]s-eilanden voor de kust van de Guinese hoofdstad Conakry, red.) waar ik me omringd zag met honderden andere gelukkigen. De training op het eiland was streng en hard en uiteindelijk bleven we maar met zijn vijfenveertigen over. We werden elke ochtend om vijf uur gewekt en het regime leek erg op een militaire training. Toen onze opleiding er opzat zijn we onmiddellijk op tournee vertrokken om overal in de wereld ons land te vertegenwoordigen. In 1966 hebben we de hoogste onderscheiding weggekaapt op een groot folklorefestival in Agrigento op Sicilië (het International Folklore Festival of Ethnic Almond Festival, red.) en ik werd uitgekozen als beste djembéfola (djembéspeler, red.) iets wat ik nog eens herhaald heb op het eerste Pan-Afrikaanse Festival in Algiers in 1969. Uiteindelijk ben ik ook beginnen lesgeven en heb ik hier in Brussel de eerste djembéschool ter wereld (Tam Tam Mandingue, red.) geopend. Dat was aan de Boondaalse Steenwegen ondertussen bestaan er al 15 filialen verspreid over de hele wereld."
Waarom is lesgeven, het doorgeven van je kennis, zo belangrijk voor jou?
Mamady Keïta: "Op mijn reizen ben ik enorm veel mensen tegengekomen die maar al te graag wilden leren djembe spelen. Vooral na de release van "Djembefola" (Laurent Chevallier, 1991, red.), een documentaire over mij die de djembe als instrument wereldwijde bekendheid verleende, was er sprake van een zekere hype. Spijtig genoeg ziet men de djembe vaak alleen maar als een lawaaierig percussie-instrument waarop je je zonder veel respect kunt uitleven door er maar op los te rammen. Maar de djembe is veel meer dan dat; als instrument is het evenwaardig aan een piano, een viool of eender welk westers instrument en omdat er voor al die instrumenten al scholen bestonden, zag ik niet in waarom dat voor de djembe ook niet zou kunnen. Met de opening van mijn school wou ik vooral mijn cultuur, tradities en vooral mijn instrument beschermen."
"Djembefola", de documentaire die je daarnet vermeldde was wel niet je eerste kennismaking met de wereld van de film.
Mamady Keïta: "Neen, al in 1964 heb ik meegespeeld in "Africa Dance", een film van Harry Belafonte. Belafonte was goed bevriend met Ahmed Sekou Toure, de eerste president van Guinee, god hebbe zijn ziel, en hij had hem gevraagd om een privé-ensemble samen te stellen dat hij in de film kon gebruiken. Het was ongeveer terzelfder tijd dat ik geselecteerd werd voor het nationaal ballet en eigenlijk was Harry Belafonte onze eerste regisseur. Er moet dan ergens iets gebeurd zijn tussen Belafonte en de president, want van de ene op de andere dag is die hele filmploeg van het eiland verdwenen en vervangen door een team van Guinese instructeurs. Het ballet werd al snel het privéparadepaardje van de president en niet veel later liet Toure zelfs een heus podium bouwen in het presidentiële paleis en moesten we daar gaan repeteren onder zijn waakzame oog. De scenes die uiteindelijk in de film terechtgekomen zijn werden gefilmd tijdens een optreden van het Djoliba Ballet op het Festival National waarbij ook Harry Belafonte aanwezig was."
Je bent tot ver in de jaren tachtig bij het Djoliba Ballet actief gebleven, maar dan was er de ontmoeting met Poney Gross en Patrick Wallens van Zigzag World.
Mamady Keïta: "Tijdens de laatste jaren van zijn bewind was het regime van Sekou Toure vrij dictatoriaal geworden. Ik wou weg uit het land en wilde vooral proberen het ook eens op mijn eentje te maken. Ik heb dan eerst nog een poosje bij Kotéba D’Abidjan een groep uit Ivoorkust onder leiding van de uit Guinee afkomstige Souleymane Koli gespeeld. Op één van de tournees met die band zijn we ook in België gepasseerd en heb ik Poney Gross, die nu mijn manager is, en Patrick Wallens, ondertussen organisator van het Couleur Café festival in Brussel ontmoet. Zij hadden toen net een internationale percussieschool geopend (Répercussions, red.) met percussionisten van over heel de wereld en ze vroegen of ik geďnteresseerd was om mee in dat project te stappen. Ik was onmiddellijk voor het idee gewonnen en ben me dan in 1988 in België komen vestigen."
Dat was meteen ook de periode dat je met je eigen band Sewa Kan begonnen bent. Wat was je visie voor de band?
Mamady Keïta: "Toen ik in België ben komen wonen heb ik me volledig beginnen toeleggen op lesgeven, maar na een poosje begon ik het podium toch echt te missen. Ik heb dan Ken Ndiaye, een professioneel danser uit Senegal, en Didier Labarre, die een heel goede percussionist gespecialiseerd in Cubaanse en Afrikaanse technieken, uitgenodigd om eens samen te spelen. In begin was Sewa Kan dus niet meer dan een trio. We speelden ons eerste publieke optreden in 1988 op een evenement van Radio 21 (Espace Delvaux, Watermaal-Bosvoorde, red.). Iets later heeft ook de uit Togo afkomstige Nevy Fiaty zich bij de band gevoegd en zo is de band maar blijven aangroeien. Tegenwoordig staan we met zijn twaalven op het podium en zijn de optredens van Sewa Kan een wervelend spektakel geworden."
Men zegt vaak dat het extreem moeilijk is om percussie op een degelijke manier op te nemen.
Mamady Keïta: "Het is doenbaar en als het lukt, is het resultaat werkelijk hartverwarmend. Ik heb zelf heel wat albums opgenomen, maar voor mijn laatste album, Hakili, een live-registratie, heb ik er toch op aangedrongen om er ook een DVD bij te steken. Het is pas op de beelden dat je echt de energie en het zweet van een artiest kunt zien en de inspanning die hij voor zijn kunst levert kunt appreciëren."
Je hebt hebt huizen in de Verenigde Staten, Guinee en België. Waar voelt Mamady Keïta zich het meest thuis?
Mamady Keïta: "(lacht) Elk van die plaatsen heeft een speciale betekenis voor mij, maar ik ben nu eenmaal geboren in Guinee en het is daar dat ik mijn vrienden uit mijn kindertijd kan terugzien en waar alles echt begonnen is voor mij. Guinee is echt mijn bron! San Diego is dan weer de plek waar mijn vrouw en mijn dochter leven, dus ook daar voel ik me thuis. België is de plaats waar mijn solocarrière destijds begonnen is en het feit dat ik tegenwoordig een wereldwijd gekende artiest ben heb ik ook aan die periode te danken en dat is iets wat ik nooit zal vergeten. De japanners hebben me aanvaard als één van hen en hebben zelfs een heuse privéschool gebouwd op één van hun eilanden (de Mishima eilanden, red.), maar zij zouden nooit van mij gehoord hebben zonder de dingen die ik hier in België verwezenlijkt heb. Ik moet dus Guinee danken, de plaats waar ik geboren ben, Japan, het land dat me zo open verwelkomde en België, voor al het geluk dat me nu in mijn leven te beurt valt!"
Mamady Keïta: "Neen, voor mij was er maar één ding en dat was muziek maken op de djembé. Mijn levensloop werd al voorspeld zelfs voor ik geboren was! Toen mijn moeder in verwachting was van mij ging ze een waarzegger opzoeken. Nu is dat in Afrika nog iets doodnormaals dat bijna alle vrouwen doen om te weten of ze zwanger zijn van een jongen of een meisje en om de lotsbestemming van hun kind te kennen. De waarzegger vertelde mijn moeder: "Mevrouw, het kind dat u in uw buik draagt is een jongen en zal uw laatste kind zijn. Wat ik u nu ga vertellen zal u moeten doorvertellen aan iemand die jonger is dan uzelf, want tegen dat uw zoon volwassen is zullen u en uw echtgenoot er niet meer zijn. Dit kind gaat groter worden dan ons hele dorp! Groter zelfs dan de hele regio of zelfs het hele land. De hele wereld zal hem kennen!" Mijn moeder had aandachtig geluisterd en vroeg de waarzegger: "Gaat mijn zoon dan president worden of zo?" Maar hij antwoordde: "Neen!" "Een groot militair dan misschien?", maar opnieuw antwoordde de waarzegger negatief. "Gaat hij dan misschien een gefortuneerd zakenman worden?" Opnieuw antwoordde de waarzegger ontkennend. "Dan begrijp ik er niets meer van!" verzuchtte mijn moeder tenslotte: "Wat gaat er dan van hem worden?" De waarzegger glimlachte en zei: "Uw zoon gaat zich amuseren! Vanaf zijn geboorte moet u hem goed in de gaten houden en hij zal u zelf wel tonen waar het om gaat." Mijn moeder heeft me dan op de wereld gezet en al vanaf het moment dat ik kon kruipen begon ik overal op te trommelen en dat ontging haar natuurlijk niet. Al snel besloot ze een oude vakman op te zoeken en hem te vragen een kleine djembé voor mij te fabriceren. Volgens wat mijn moeder me later vertelde moet de blik in mijn ogen bij het zien van die kleine djembé goud waard geweest zijn. Ik zag als het ware mijn hele lotsbestemming voor me. Mijn echte initiatie begon toen ik zeven jaar oud was, het jaar waarin ook mijn vader overleed en ik heb mijn opleiding afgerond op mijn tiende, het jaar waarin ik ook mijn moeder verloor, net zoals die waarzegger het al die jaren geleden voorspeld had. Op mijn twaalfde werd ik dan uiteindelijk uitgeloot om deel te nemen in een nationaal concours."
Je bent dan één van de jongste leden van het Djoliba Ballet geworden. Kan je ons het belang van de nationale balletten in de culturele geschiedenis van Guinee even schetsen?
Mamady Keïta: "Na de onafhankelijkheid werden kunst en cultuur algauw de belangrijkste passies van de president van Guinee (Ahmed Sekou Toure, red.). Hij zag kunst en cultuur als het uitgelezen middel om Guinee aan de rest van de wereld te leren kennen en begon al snel met de organisatie van wedstrijden om de beste artiesten in het land te vinden en ze samen te brengen in een nationaal ballet. Ik werd zelf ook in dat kader gerekruteerd en meegenomen naar een klein eiland (één van de Lo[o]s-eilanden voor de kust van de Guinese hoofdstad Conakry, red.) waar ik me omringd zag met honderden andere gelukkigen. De training op het eiland was streng en hard en uiteindelijk bleven we maar met zijn vijfenveertigen over. We werden elke ochtend om vijf uur gewekt en het regime leek erg op een militaire training. Toen onze opleiding er opzat zijn we onmiddellijk op tournee vertrokken om overal in de wereld ons land te vertegenwoordigen. In 1966 hebben we de hoogste onderscheiding weggekaapt op een groot folklorefestival in Agrigento op Sicilië (het International Folklore Festival of Ethnic Almond Festival, red.) en ik werd uitgekozen als beste djembéfola (djembéspeler, red.) iets wat ik nog eens herhaald heb op het eerste Pan-Afrikaanse Festival in Algiers in 1969. Uiteindelijk ben ik ook beginnen lesgeven en heb ik hier in Brussel de eerste djembéschool ter wereld (Tam Tam Mandingue, red.) geopend. Dat was aan de Boondaalse Steenwegen ondertussen bestaan er al 15 filialen verspreid over de hele wereld."
Waarom is lesgeven, het doorgeven van je kennis, zo belangrijk voor jou?
Mamady Keïta: "Op mijn reizen ben ik enorm veel mensen tegengekomen die maar al te graag wilden leren djembe spelen. Vooral na de release van "Djembefola" (Laurent Chevallier, 1991, red.), een documentaire over mij die de djembe als instrument wereldwijde bekendheid verleende, was er sprake van een zekere hype. Spijtig genoeg ziet men de djembe vaak alleen maar als een lawaaierig percussie-instrument waarop je je zonder veel respect kunt uitleven door er maar op los te rammen. Maar de djembe is veel meer dan dat; als instrument is het evenwaardig aan een piano, een viool of eender welk westers instrument en omdat er voor al die instrumenten al scholen bestonden, zag ik niet in waarom dat voor de djembe ook niet zou kunnen. Met de opening van mijn school wou ik vooral mijn cultuur, tradities en vooral mijn instrument beschermen."
"Djembefola", de documentaire die je daarnet vermeldde was wel niet je eerste kennismaking met de wereld van de film.
Mamady Keïta: "Neen, al in 1964 heb ik meegespeeld in "Africa Dance", een film van Harry Belafonte. Belafonte was goed bevriend met Ahmed Sekou Toure, de eerste president van Guinee, god hebbe zijn ziel, en hij had hem gevraagd om een privé-ensemble samen te stellen dat hij in de film kon gebruiken. Het was ongeveer terzelfder tijd dat ik geselecteerd werd voor het nationaal ballet en eigenlijk was Harry Belafonte onze eerste regisseur. Er moet dan ergens iets gebeurd zijn tussen Belafonte en de president, want van de ene op de andere dag is die hele filmploeg van het eiland verdwenen en vervangen door een team van Guinese instructeurs. Het ballet werd al snel het privéparadepaardje van de president en niet veel later liet Toure zelfs een heus podium bouwen in het presidentiële paleis en moesten we daar gaan repeteren onder zijn waakzame oog. De scenes die uiteindelijk in de film terechtgekomen zijn werden gefilmd tijdens een optreden van het Djoliba Ballet op het Festival National waarbij ook Harry Belafonte aanwezig was."
Je bent tot ver in de jaren tachtig bij het Djoliba Ballet actief gebleven, maar dan was er de ontmoeting met Poney Gross en Patrick Wallens van Zigzag World.
Mamady Keïta: "Tijdens de laatste jaren van zijn bewind was het regime van Sekou Toure vrij dictatoriaal geworden. Ik wou weg uit het land en wilde vooral proberen het ook eens op mijn eentje te maken. Ik heb dan eerst nog een poosje bij Kotéba D’Abidjan een groep uit Ivoorkust onder leiding van de uit Guinee afkomstige Souleymane Koli gespeeld. Op één van de tournees met die band zijn we ook in België gepasseerd en heb ik Poney Gross, die nu mijn manager is, en Patrick Wallens, ondertussen organisator van het Couleur Café festival in Brussel ontmoet. Zij hadden toen net een internationale percussieschool geopend (Répercussions, red.) met percussionisten van over heel de wereld en ze vroegen of ik geďnteresseerd was om mee in dat project te stappen. Ik was onmiddellijk voor het idee gewonnen en ben me dan in 1988 in België komen vestigen."
Dat was meteen ook de periode dat je met je eigen band Sewa Kan begonnen bent. Wat was je visie voor de band?
Mamady Keïta: "Toen ik in België ben komen wonen heb ik me volledig beginnen toeleggen op lesgeven, maar na een poosje begon ik het podium toch echt te missen. Ik heb dan Ken Ndiaye, een professioneel danser uit Senegal, en Didier Labarre, die een heel goede percussionist gespecialiseerd in Cubaanse en Afrikaanse technieken, uitgenodigd om eens samen te spelen. In begin was Sewa Kan dus niet meer dan een trio. We speelden ons eerste publieke optreden in 1988 op een evenement van Radio 21 (Espace Delvaux, Watermaal-Bosvoorde, red.). Iets later heeft ook de uit Togo afkomstige Nevy Fiaty zich bij de band gevoegd en zo is de band maar blijven aangroeien. Tegenwoordig staan we met zijn twaalven op het podium en zijn de optredens van Sewa Kan een wervelend spektakel geworden."
Men zegt vaak dat het extreem moeilijk is om percussie op een degelijke manier op te nemen.
Mamady Keïta: "Het is doenbaar en als het lukt, is het resultaat werkelijk hartverwarmend. Ik heb zelf heel wat albums opgenomen, maar voor mijn laatste album, Hakili, een live-registratie, heb ik er toch op aangedrongen om er ook een DVD bij te steken. Het is pas op de beelden dat je echt de energie en het zweet van een artiest kunt zien en de inspanning die hij voor zijn kunst levert kunt appreciëren."
Je hebt hebt huizen in de Verenigde Staten, Guinee en België. Waar voelt Mamady Keïta zich het meest thuis?
Mamady Keïta: "(lacht) Elk van die plaatsen heeft een speciale betekenis voor mij, maar ik ben nu eenmaal geboren in Guinee en het is daar dat ik mijn vrienden uit mijn kindertijd kan terugzien en waar alles echt begonnen is voor mij. Guinee is echt mijn bron! San Diego is dan weer de plek waar mijn vrouw en mijn dochter leven, dus ook daar voel ik me thuis. België is de plaats waar mijn solocarrière destijds begonnen is en het feit dat ik tegenwoordig een wereldwijd gekende artiest ben heb ik ook aan die periode te danken en dat is iets wat ik nooit zal vergeten. De japanners hebben me aanvaard als één van hen en hebben zelfs een heuse privéschool gebouwd op één van hun eilanden (de Mishima eilanden, red.), maar zij zouden nooit van mij gehoord hebben zonder de dingen die ik hier in België verwezenlijkt heb. Ik moet dus Guinee danken, de plaats waar ik geboren ben, Japan, het land dat me zo open verwelkomde en België, voor al het geluk dat me nu in mijn leven te beurt valt!"